
'Het is allemaal angst,' placht een van mijn oude bazen van de Universiteit van Amsterdam te zeggen als er weer eens iemand niet goed functioneerde, er een conflict was of men
van de P&O-afdeling met de handen in het haar zat omdat een
medewerker almaar ziek bleef en niet van zins leek daar iets aan te
veranderen. Vanuit angst komt veel gekronkel en gekonkel voort, zoveel
is zeker.
Over wat voor soort angst hebben we het dan? Niet over angst voor spinnen. Wel bijvoorbeeld voor de confrontatie met een ander. Voor afwijzing, voor falen, voor verlies, voor zekerheid. Ruzie is eng en brengt nare fysieke sensaties met zich mee, ook als er niet wordt gevochten. Het zijn onaangename gevoelens, angstgevoelens. Ze doen pijn in je borststreek, je keel wordt nogal eens bijna dichtgeknepen en je kunt niet meer normaal denken, dus ook niet met die scherpe argumenten komen. Die je daarom maar achteraf bedenkt, maar dan heb je er niets meer aan.